Schaatstalent Nino van Dijk werkt hard aan toekomst op en buiten het ijs - Sportprijs Utrecht

Schaatstalent Nino van Dijk werkt hard aan toekomst op en buiten het ijs

De Utrechtse Sportkrant verbindt zijn naam aan de verkiezing Talent van het Jaar, onderdeel van de Sportprijs Utrecht 2016. In aanloop naar 15 februari 2017, het uiteindelijke Gala, stellen we in monoloogvorm een aantal talenten aan u voor. Zij komen mogelijk in aanmerking voor een nominatie. In deel 6 van deze serie schaatser Nino van Dijk (18) uit Driebergen.

Schaatsen is dé Nederlandse sport bij uitstek, met een van oudsher enorme internationale vertegenwoordiging op bijna alle denkbare podia. Driebergenaar Nino van Dijk, geboren in 1998, behoort tot de aanstormende talenten die voor ons land ook in de toekomst een prominente plaats willen garanderen. We spraken met hem
over zijn sport, zijn activiteiten en zijn ambities.

‘Schaatsen zit in de familie. Mijn moeder komt van een boerderij in Driebergen en ze was helemaal wild van schaatsen. Ze is ’t nooit op topniveau of professioneel gaan doen, maar heeft me wel de liefde voor de sport bijgebracht.’‘Mijn broer, die vierenhalf jaar ouder is, schaatste op wedstrijdniveau. Hij was in het begin mijn grote
voorbeeld. Met hem voor ogen ben ik op mijn zevende begonnen met jeugdschaatsen, eenmaal in de week op zaterdag, op de Vechtsebanen. Daar train ik nu nog steeds, bij RTC Midden in Utrecht.’
‘Toen mijn broer voor de regionale jeugdselectie uit mocht komen werd dat ook mijn doel. Daarvoor ben ik steeds meer gaan trainen. Op het ogenblik train ik zo’n tien keer per week, een tot twee uur per keer. Ik zit veel op de fiets en daarnaast,
zoveel als mogelijk, op het ijs.

’s Zomers is het veel conditietraining en in de winter, naast het ijs, vooral kracht- en intervaltraining.’ ‘Ik zit nu voor het laatste jaar bij de A-junioren. Daar rijd ik op landelijk niveau behoorlijk voorin mee. In november heb ik op het NK junioren in Enschede de drie en vijf kilometer gereden en werd ik tiende en zevende. Ik hoop dit seizoen een paar hele grote stappen te zetten, zodat ik ook op internationaal niveau mee mag gaan rijden.’ ‘Ik wordt nu getraind door Stefano Donagrandi, zelf een grote Italiaanse schaatser die in 2006 Olympisch goud veroverde op de ploegenachtervolging. Een fantastische trainer met veel ervaring. Wat mooi is, is dat we de ijsbaan iedere ochtend tussen half acht en half negen voor trainingen kunnen gebruiken; we hebben de baan dan voor onszelf. Dat is goed want met publiek erbij wordt de kans op ongelukken veel groter. We kunnen de baan dan gebruiken zonder dat we daarvoor hoeven te betalen. Dat helpt echt, want voor de rest moeten we veel zelf bekostigen, totdat je als senior in het commerciële circuit terecht kunt.’

‘In februari 2017 komt er voor mij een belangrijke periode aan, het NK allround voor junioren. Daar hoop ik zo goed te presteren dat ik me kwalificeer voor het WK junioren. Het NK allround voor junioren bestaat uit de 500, 1000, 1500 en 5000 meter. De tien kilometer rijden wij als junioren nog niet. Op de vijftienhonderd kan ik al
goed mee en vooral op de drie en vijf kilometer. Ik heb niet echt een specifieke voorkeur voor een van de afstanden, maar op dit moment is de vijf kilometer mijn beste afstand.’

Perfectie
‘Als je nou vraagt wat technisch goed schaatsen is, dan kijk ik naar iemand als Jeremy Wotherspoon. Hij heeft veel rust in de slag, hij zit diep en hij timed zijn afzetten perfect. Wat hij deed ziet er fantastisch uit en zo zou ik ook willen schaatsen. Dat is ook wat schaatsen voor mij mooi maakt: dat het moeilijk is om zo’n perfectie te bereiken en dat je daar ontzettend veel voor moet doen.’
‘Als schaatser ben je helemaal op jezelf aangewezen en dat maakt ’t een enorme uitdaging om die perfectie na te streven. Zolang je maar weet waar je mee bezig bent en niet altijd maar doet wat anderen tegen je zeggen kun je heel ver
komen. Shani Davis vind ik daar een mooi voorbeeld van, een prachtige persoonlijkheid, altijd opgewekt en met een heel eigen aanpak van het
schaatsen. Maar ondertussen wel heel goed…‘
‘Als je in een race zit, ben je helemaal alleen. Ik heb me er mentaal in getraind om me door m’n tegenstander niet van de wijs te laten brengen. Sven Kramer bijvoorbeeld, die vind ’t wel leuk om dat soort spelletjes te spelen, maar die is zo zelfverzekerd dat hij weet dat-ie toch wel gaat winnen. Daar kan ik nog veel van leren.’
‘Als ik eens een slechte dag heb, dan kan ik daar wel van in de put raken. Ik zou daar misschien wat beter mee kunnen omgaan door objectiever naar mezelf te kijken en te zeggen: dit is er nu aan de hand en zo gaan we daarmee om. Ik bespreek dat
dan met mijn trainer. Inmiddels weet ik wel waar het knopje zit waar ik in zo’n situatie aan moet draaien om er weer voor te gaan.’
‘Mijn ambitie is dat ik me uiteindelijk wil kwalificeren om voor Nederland uit te komen op de Olympische Spelen. Dat betekent dan ook dat je van schaatsen je beroep hebt gemaakt en daar werk ik nu heel hard voor. Tot die tijd ga ik proberen zodanig goede prestaties neer te zetten dat ik sponsorgelden binnen kan halen.’
‘En verder zorg ik voor een goed alternatief. Ik studeer in Amsterdam aan de UvA economie en bedrijfskunde. Als de komende jaren blijkt dat het schaatsen toch niet wordt wat ik ambieer, dan ga ik andere keuzes maken.’

Lees de hele reeks op de website van de Utrechtse Sportkrant.

Foto: Ankie Hogewind / Utrechtse Sportkrant
Tekst: Sietse Felix