
Met nog maar een paar dagen te gaan voordat de stembus van de Sportprijs Utrecht sluit is het hoog tijd om nader kennis te maken met de verschillende genomineerden. Verslaggever Pim van Esschoten ging op pad en voelde ze stuk voor stuk aan de tand. Hieronder de verhalen van de genomineerden in de categorie Sportcoach Utrecht 2015.
Willem Wouter Gerritse – waterpolo
Willem Wouter Gerritse houdt van risico’s
Het is waar, er zat een zeker risico in. Zijn laatste wapenfeit als waterpoloër was zijn benutte strafworp in de slotseconden waarmee UZSC in 2014 de bekerfinale won. Willem Wouter Gerritse (33) volgde daarna Robin van Galen op als coach. Hoe ervaren hij ook was als speler (zeven jaar in Hongarije, Frankrijk en Spanje), als coach moest hij nog alles bewijzen. “Dus was er een afbraakrisico. Maar daar hou ik juist van. Een leven zonder risico is oersaai.” Het pakte goed uit. In zijn eerste jaar als coach pakte hij met UZSC de landstitel en Supercup, al was ook het bereiken van de bekerfinale een doel. “Het ging niet het hele seizoen goed. Het was fantastisch met veel up’s en ook down’s. Maar niets is zo mooi als het overwinnen van tegenslag.” Raar was het wel om plotseling coach te zijn van een speler zoals Roeland Spijker. “Ik heb jarenlang met hem in Oranje gespeeld. Belangrijk is dat juist die ervaren spelers in de juiste rol zitten. Dat vraagt om veel communicatie. Roeland is aanvoerder, mijn verlengstuk in het water.”
Tijdens zijn buitenlandse jaren leerde hij wat nodig is om op hoog niveau te presteren. “Die norm kun je hier niet zomaar opleggen, waar ik prof was. Dat zijn deze jongens niet, maar ik vraag zeker wel om een zekere discipline.”
”Ik word er,” vervolgt Gerritse, “kriegelig van als afspraken niet worden nagekomen, al begrijp ik ook wel dat we niet in Hongarije zijn. De valkuil is ook dat je als coach probeert dertien kopietjes van jezelf te maken. Maar ik verwacht wel een bepaalde mentaliteit. Daar is ook aan gewerkt. We hebben niet eens de meeste kwaliteit in het water, we opereren wel als geheel. Geen eenheidsworst, hoor. Want als elke speler hetzelfde is, kan de tegenstander je makkelijk lezen. Ik wil wel dat het team iets onoverwinnelijks heeft.” Nee, spijt van zijn overstap heeft Gerritse niet. Hij mist het ook niet, een potje waterpolo. “Geen seconde. Ik denk dat ik sinds die beterfinale in 2014 twee keer in het water heb gelegen. Hooguit vijf minuten. Maar ik heb thuis nog wel een heleboel zwembroeken liggen.”
Marieke Dijkstra – hockey
Weer een kroon voor zaalkoningin Dijkstra
Marieke Dijkstra (37) verzamelde in haar loopbaan een indrukwekkende collectie medailles en titels in het zaalhockey. De zaalkoningin wordt ze dan ook wel genoemd. Drie landstitels met Kampong als speelster, drie als coach. In 2007 werd ze met Oranje wereldkampioene als speelster. Als bondscoach pakte ze in 2014 al de Europese titel en vorig jaar de wereldtitel. Een kroon op het werk, zogezegd. Ook al speelde ze 13 interlands op het veld, Dijkstra heeft iets met de zaal. “Ik vind het gewoon een ontzettend leuk spelletje, ik geniet er echt van. Ook nu nog speel ik wel eens mee. Het blijft leuk, vooral het tactische met alle combinaties die mogelijk zijn. Veld is ook leuk, maar ik ben in het zaalhockey gegroeid. En ik ben er goed in, dat maakt natuurlijk ook uit. Hockey in de zaal is een ander spel, het heeft een andere dynamiek. Tactisch ook anders omdat je alleen over de grond mag spelen. En dat ligt me.”
Oranje is internationaal aan de top gekomen, omdat het tactisch progressie boekte. “Techniek en snelheid hadden we al. We zijn tactisch vernieuwend geweest. Dat moest ook wel omdat de FIH besloot twee jaar geleden om vijf tegen vijf te gaan spelen, met vier veldspelers dus. Ik denk dat we slim hebben ingespeeld op die verandering. Sinds begin dit jaar is het weer zes tegen zes en eerlijk gezegd vind ik dat wel mooier. Je kunt mooiere combinaties maken.” Dijkstra had als coach in 2015 ook succes met de mannen van Voordaan, die promoveerden naar de Hoofdklasse. Op het veld dus. Wat het verschil is in het coachen van mannen en vrouwen wordt haar vaker gevraagd. “Dat is moeilijk aan te geven. In de kern is het hetzelfde. Iedere speler wil waardering en duidelijkheid. Misschien dat mannen wat vaker de dingen onderling met humor oplossen, maar ik heb ook wel in teams gezeten waar dat zo ging.” Het jaar 2016 begon voor haar met opnieuw een Europese titel in de zaal. “Maar als we met Voordaan dit voorjaar rechtstreeks in de Hoofdklasse zouden blijven, zónder play-outs dus, dat zou het allervetst zijn. Dan zou ik heel trots zijn.”
Gijs Ronnens – beachvolleybal
Gijs Ronnes moet maar zien waar hij zit
Hij is coach van wereldtoppers. Maar tijdens wedstrijden zie je Gijs Ronnes niet. Ingrijpen vanaf de bank mag hij niet. Ook niet tijdens de WK-finale waarin Reinder Nummerdor en Christiaan Varenhorst vijf matchpoints onbenut lieten. Waar de bondscoach van de Nederlandse beachvolleyballers was? “Het was vol op de tribune, ik zat op een trap. Met spanning natuurlijk, maar ik ga niet van alles roepen.” Die avond in juli op de Haagse Hofvijver was een domper, een smetje op een topjaar. Want de duo’s Brouwer/Meeuwsen (2) en Nummerdor/Varenhorst (4) eindigden hoog in de world ranking van 2015. Het eerste duo was beter in de reeks toernooien in de World Tour, ook al pakte het tweede duo medailles op WK en EK (brons).
De werkvloer voor Ronnes (38) is het zand van Lindobeach, de sporthal in Scheveningen. Daar traint Ronnes dagelijks met de vier wereldtoppers. Ze maken elkaar sterker maar zijn dus ook grote concurrenten. “Ze hebben elkaar nodig. Het doel van de organisatie, van Beachvolleybalteam Nederland, is een medaille op de Olympische Spelen. Maar elk team heeft zijn eigen doel. Dat bespreek je apart, niet met z’n allen. Terwijl ze heel vaak samen zijn, samen trainen, samen op stages gaan. Het zijn nog eens vrienden ook.” Als dat al complex is, moet Ronnes de duo’s ook nog leren zichzelf te coachen in wedstrijden. “Wie neemt dan de beslissingen? En er is wel eens onderlinge strijd over de juiste tactiek. Daarom staat hier ook eens per week een sportpsychologe in het zand. Van volleybal weet Jutta Hulshof niet veel, ze observeert hoe de jongens communiceren. Bij ons is dat even belangrijk als bijvoorbeeld de fysieke training.”
Ronnes is 120 à 150 dagen per jaar van huis. “Daar kun je jaloers op zijn, het zijn meestal vakantieplekken.” Klinkt allemaal geweldig, maar dan schieten er zaken bij in. Hij heeft ook nog een gezin en hij houdt weinig tijd over voor zijn rol bij volleybalclub Utrecht als trainer van de jeugdcoaches. “Ik draag nu slechts een heel klein steentje bij. Dat spijt me, het is zo’n leuke club.”