Het leven van een sportcoach is niet altijd makkelijk, dat bewijzen ook de genomineerden coaches van 2016. Elke dag staat in het teken van de sporter om toe te werken naar een zo goed mogelijk resultaat. Herman van den Berg staat elke ochtend om 4.15 op om het zwembad te openen, Alexander Cox reist de hele wereld over voor toernooien van zijn hockeyploeg en Gijs Ronnes had maar liefst twee van zijn koppels tegenover elkaar staan in de beachvolleybalarena tijdens de Olympische Spelen. Lees hieronder hun verhaal.
Herman van den Berg blijft er jong bij
Hij staat elke ochtend om 4.15 uur op, een uur later opent hij zwembad De Krommerijn. Zo doet Herman van den Berg (70) dat al 28 jaar. “Ach, zolang je het naar je zin hebt… Je blijft er jong bij.”
Goede zwemmers had hij in al die jaren al vaker onder zijn hoede. Robin van Aggelen bijvoorbeeld, Rutger Sturkenboom. Maar Puts was de eerste op een WK, laat staan wereldkampioen (50 meter).
Ze hebben een klik. “Herman is voor mij de ideale trainer,” zegt Jesse Puts. “We vertrouwen elkaar voor honderd procent, begrijpen elkaar, voelen elkaar aan.” Ook in de humor. Van den Berg: “Twee keer in de week trainen we op techniek op programma’s van Sven de Jager, die nu in Oslo werkt. Die krijgen we in het Engels. Jesse heeft me zo wijs gekregen dat ik die nu kan lezen. In het begin las ik dan iets over een drill. Drill? Iets met apen of zo?”
De wereldtitel verraste Van den Berg volkomen. “Op een finaleplek had ik gerekend, maar de wereldtitel. Nu al?” Thuis in Utrecht kreeg hij er overigens niks van mee. Internet, tv, telefoon; álles lag eruit in de nacht van 9 op 10 december. Pas uren later las zijn vrouw het voor van de tv: Jesse Puts wereldkampioen. “Ik dacht dat ze me in de maling nam.”
Van den Berg ging van Zwemlust naar Aquarijn in 2014, hetzelfde jaar dat Puts ging trainen in het NTC in Amsterdam. Na een jaar was hij terug. “Jesse heeft daar wel wat geleerd, maar in het echte sprintwerk kwam hij te kort. Juist waarin hij zo goed is.” De aanpak is anders, meer gericht op techniek en moet leiden naar Tokyo 2020. Dat zijn nog heel veel dagen dat Van den Berg voor dag en dauw uit de veren moet.
De trots van Alexander Cox
Soms is de reis minstens zo mooi als het doel. Met het winnen van de Euro Hockey League kroonde Kampong zich in mei 2016 tot Europa’s beste. Het was de apotheose van een opmerkelijk half jaar. Tijdens de winterstop stond Kampong nog op achterstand in de competitie. Volop werk voor coach Alexander Cox (39) dus. In het najaar kampte hij met een waslijst aan blessures. Fit en compleet worden was noodzaak. “Dat geeft adem in een wedstrijd.” Maar ook: “We moesten op één lijn komen, dezelfde taal spreken. Hoe ga je met elkaar om? Ook dat was niet goed genoeg.”
Aan de Laan van Maarschalkerweerd en tijdens een trip naar Marrakech werden veel gesprekken gevoerd. Over respect voor elkaar, scherpte. “Wat doe je als er stress komt in een wedstrijd? Wie trekt dan de kar? Luisteren naar elkaar, want je hebt elkaar hard nodig. Wat is je gedrag, structureel en in het veld? En je moet elkaar daar op aan kunnen spreken. Herhalen, herhalen en opnieuw bespreken.”
Zo groeiden zijn spelers naar elkaar toe. In de Hoofdklasse werden vervolgens alle duels gewonnen. “Als een kat in het nauw, we konden ons geen puntverlies veroorloven.” In de play-offs waren er drie zinderende duels met Amsterdam. Kampong trok aan het kortste eind. Cox: “Verliezen is niet leuk, maar ik was trots. We hebben er het maximale uitgehaald. En wedstrijden tegen Amsterdam kun je ook verliezen.”
Dat gevoel was er ook in Barcelona, met weer Amsterdam als tegenstander in de EHL-finale. Cox: “We waren in vorm, de drang om te winnen was ook enorm.” Maar duels met Amsterdam kun je nu eenmaal ook verliezen. En weer zou het gaan om de details. “Sjoerd de Wert stopte twee strafcorners op de lijn. Geen geluk, daar traint hij op. Maar het was wel doorslaggevend.” Kampong won (2-0), het was een schitterende reis geweest.
Het is okay, Gijs Ronnes
“Als het even kon pakten we een taxi vanuit het Olympisch dorp, reden een kwartiertje en volleybalden op een rustig strandje met wat locals. Die vonden dat prachtig natuurlijk. En na afloop dronken we een kokosnootje.” Voor coach Gijs Ronnes (39) van Beach Team Holland was ontspanning een van de sleutels in Rio, die leidde tot brons voor Robert Meeuwsen en Alex Brouwer.
Memorabel was zeker ook de kwartfinale tussen zijn twee koppels op de Copacabana. Vier wereldtoppers, met wie Ronnes dagelijks in het zand staat; Nummerdor/Varenhorst versus Brouwer/Meeuwsen. Niet voor het eerst, maar in Rio was het speciaal.
“Ik zat ergens op de tribune, zoals altijd. Ik zag er tegenop, was wat lamlendig, omdat één van de twee eruit zou vliegen. Voor de rest was het business as usual. Maar tegen het einde van de wedstrijd werd ik emotioneel. Ik gunde het Nummerdor zó. Vijf Olympische Spelen, altijd die droom en toch weer geen medaille. Het was meteen zijn laatste wedstrijd ooit.”
In de catacomben van het stadion was hij Nummerdor zelfs huilend in de armen gevallen. “Dikke tranen. En Reinder zei: het is okay, het is okay…”
De emoties hadden Ronnes overvallen, hij was verbaasd. En hij moest Meeuwsen en Brouwer later wel vertellen dat hij niet neutraal was gebleven. “Ze begrepen het wel.”
In hun halve finale tegen het Braziliaanse koppel Bruno en Alison was het thuispubliek vooral negatief geweest naar tegenstanders. “Meer dan positief naar hun eigen team. Juichen als je een service uitslaat en zo. We wisten het, we waren er ook op voorbereid. In trainingen de maanden vooraf heb ik die jongens voortdurend uit hun comfortzone gehaald. Steeds op zoek naar stress.”
Uiteindelijk werd het dus brons. “Die plak hebben we goed gevierd,” zegt Ronnes. Nee, daar zal geen kokosnootje aan te pas zijn gekomen.
Stem voor 8 februari op jouw favoriete sportcoach!
Tekst: Pim van Esschoten
Foto’s: Ankie Hogewind